- bewijs
- {{bewijs}}{{/term}}1 [feit, redenering] proof ⇒ evidence, demonstration2 [teken] proof ⇒ evidence, sign3 [schriftelijke verklaring, ook in samenstellingen] proof ⇒ certificate, 〈identiteit〉 card♦voorbeelden:1 niet het geringste bewijs • not a shred of evidence〈juridisch〉 indirect bewijs • circumstantial evidencehet overtuigende bewijs van iets leveren • establish conclusive proof of somethingwaterdicht bewijs • solid evidence〈wiskunde〉 het bewijs leveren van een stelling • prove a theoremhet bewijs leveren (dat/van) • produce evidence (that/of)een bewering met bewijzen staven • substantiate a statementals bewijs aanvoeren • quote (in evidence) 〈persoon, passage〉als bewijs overleggen • produce in evidence2 als bewijs van erkentelijkheid • as a token of gratitudeeen bewijs van moed • a sign of courage3 betalingsbewijs • proof of payment, receiptbewijs(je) van de dokter • doctor's certificatebewijs van goed gedrag • certificate of good conduct/ 〈politie〉of good characterbewijs van lidmaatschap • membership cardbewijs van storting/ontvangst • receiptbewijs van toegang • admission ticket, passeen bewijs afgeven • issue a certificateeen bewijsje • 〈bonnetje〉 a receipt
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.